Van kapotte koekjes tot veevoeder: zo krijgt voedselverlies waarde

Wat hebben gebroken koekjes, bierdraf en bietenpulp met elkaar gemeen? In de Belgische veevoederindustrie is het geen reststroom, maar wel een waardevolle grondstof. Al is dat niet de enige reden waarom deze sector zo bijzonder is. Het is een sector die laat zien dat circulariteit geen trending topic is, maar dagelijkse praktijk én waarom het zo belangrijk is voor onze voedselketen.  

Van reststroom naar veevoeder

Wie denkt dat circulariteit een moderne uitvinding is, vergist zich. In de veeteelt werd de kringloop al eeuwenlang gerespecteerd. Mest van dieren voedde het land, het land leverde gewassen en die gewassen kwamen weer op het menu van de dieren. Dat principe is nog altijd hetzelfde, maar de middelen zijn veranderd. Diervoederbedrijven verwerken nu ook reststromen uit andere sectoren zodat niets bruikbaars verloren gaat. Het resultaat? Een gesloten kringloop die efficiënt en duurzaam is. 

Reststromen voor veevoeder

Bietenpulp en koekjes

Nevenstromen zijn een belangrijk onderdeel van deze circulaire aanpak. Het gaat om grondstoffen die voor mensen ongeschikt zijn, maar voor dieren nog veel voedingswaarde bevatten. Denk aan bietenpulp van suikerraffinaderijen, bierdraf van brouwerijen, tarwezemelen van maalderijen tot zelfs gebroken koekjes en verkeerd verpakt snoep uit de voedingsindustrie. Echt alles wordt benut, zolang het veilig en voedzaam is. In België maken die nevenstromen gemiddeld 42 procent uit van het totale veevoeder. Dat komt neer op zo’n 3,5 miljoen ton per jaar. 

Minder afval

De voordelen zijn duidelijk. Door reststromen te verwerken, belanden ze niet op de composthoop, in de vergister of in de verbrandingsoven. Er is daardoor ook minder nood aan nieuwe grondstoffen, en dus ook aan minder land, water, meststoffen, brandstof en machines. Bovendien hebben nevenstromen al een eerste levensfase achter de rug. Dat maakt hun CO₂-afdruk aanzienlijk lager dan die van nieuwe grondstoffen.  

Lokale kracht

Veel van deze nevenstromen zijn trouwens van Belgische bodem. Dat beperkt de nood aan transport over lange afstanden en verkleint de afhankelijkheid van ingevoerde grondstoffen. Het maakt de sector wendbaarder en minder kwetsbaar voor internationale prijsschommelingen en minder afhankelijk van import uit andere landen.

Blik op de toekomst

De Belgian Feed Association (BFA), vertegenwoordiger van de Belgische diervoedersector, wil deze cirkel nog strakker sluiten. Met het Duurzaamheidscharter 2.0 streeft de sector ernaar dat tegen 2030 minstens 37 procent van alle gebruikte grondstoffen uit nevenstromen van de voedings- biobrandstofindustrie (exclusief sojabijproducten). “We zetten circulariteit voorop als sector en zijn koploper ten opzichte van andere sectoren”, legt Katrien D’Hooghe, managing director van BFA, uit. “We dragen bij aan duurzame productie en ons charter daagt ons uit om steeds beter te doen. Zo groeit een eeuwenoud principe uit tot een toekomstbestendige strategie.”