Belgische diervoedersector blijft inzetten op verduurzaming
Van 6 tot 18 november organiseren de Verenigde Naties opnieuw hun jaarlijkse klimaatconferentie. Dit jaar verzamelen wereldleiders zich in Sharm-el-Sheik (Egypte) voor de COP27. De agendapunten zijn duidelijk: welke maatregelen moeten we – zowel gezamenlijk als individueel – ondernemen om het aandeel van de menselijke activiteit op de klimaatopwerming tegen te gaan? België schaart zich ook achter de klimaatdoelstellingen en moet daarom zijn uitstoot van broeikasgassen verminderen. Naar aanleiding van de COP27 kaarten enkele gezichten van de vleessector aan welke beleidsbeslissingen prioritair zijn volgens hen. Vandaag is Katrien D’hooghe aan het woord. Zij is Managing Director van Belgian Feed Association (BFA), de organisatie die de Belgische diervoederfabrikanten vertegenwoordigt.
Diervoedersector staat voor grote maatschappelijke uitdagingen
De huidige maatschappelijke realiteit is op zijn minst uitdagend te noemen. De wereldbevolking blijft groeien en al die monden moeten ook gevoed worden. Daarmee blijft de nood aan gezond, veilig en kwalitatief voedsel dus ook groeien. Om dat te realiseren, moeten we met diverse zaken rekening houden. We worden geconfronteerd met een open en vrije markteconomie, geopolitieke ontwikkelingen, de klimaatopwarming en lokale milieudruk. Het lijstje van maatschappelijke eisen is lang: denk maar aan de verduurzaming van de aanvoerketen van sojaschroot omwille van de ontbossingsproblematiek in Latijns-Amerika, het terugdringen van de ammoniak- en stikstofuitstoot, het mestactieplan en de verscherpte maatregelen inzake dierenwelzijn en milieu.
“De Belgische diervoedersector is al jaren bezig de diervoederproductie te verduurzamen en is niet van plan daarmee te stoppen. Zo blijft BFA investeren in onderzoek om de voederconversie te verbeteren en in te spelen op het verteringsproces bij runderen om hun methaanuitstoot te reduceren.”
Hoge toekomstambities in de sector
BFA kijkt naar de toekomst. We hebben onze hoge ambities verzameld in het BFA Duurzaamheidscharter (2020). Daarin zijn twaalf doelstellingen vastgelegd om de diervoedersector verder te verduurzamen. Om die te realiseren, bouwen we vaak verder op eerdere inspanningen.
Zo ijveren we al jaren ervoor om de teelt van alle geïmporteerde soja(schroot) uit Latijns-Amerika te verduurzamen via de aankoop van duurzame sojacertificaten. Daarmee wordt gegarandeerd dat de geteelde soja niet geproduceerd werd op recent ontboste grond.
Een andere doelstelling van BFA is de reductie van het antibioticagebruik bij dieren, onder meer om antibioticaresistentie te voorkomen. Dat doen we door in te zetten op de reductie van met antibioticum gemedicineerde diervoeders. Dankzij de vele inspanningen van de sector kunnen we vandaag al een daling van 74% noteren t.o.v. 2011. Tegen 2030 mikken we op 100%.
Verder engageren we ons om de methaanuitstoot bij rundvee met 26% te reduceren tegen 2030. Daarvoor voeren we aanpassingen door in het voederrantsoen en sturen we de vertering van runderen zodanig bij zodat er minder methaan vrijkomt. Een verlaagde CO2-footprint van onze diervoeders staat ook hoog op onze prioriteitenlijst. Bovengenoemde initiatieven dragen daartoe bij, net zoals het inzetten op een maximaal gebruik van circulaire nevenstromen afkomstig van de levensmiddelen- en biobrandstoffenproductie.
“Zijn we als burger of consument bereid om te betalen voor de normen die we stellen voor onze voeding? Of gaan we op zoek naar goedkopere – en dus minder duurzame – alternatieven uit het buitenland?”
Lokaal of import: wat kiest de consument?
Maar kunnen we dit alleen? Hoe je het ook draait of keert: België is een klein land, maar groots in export. De agrovoedingsindustrie is economisch gezien een waardevolle sector want het exporteert een groot deel van haar productie, en draagt zo bij aan een gunstige handelsbalans. De handelsbalans voor dierlijke producten alleen al bedraagt 2 miljard euro.
Op vlak van voedselveiligheid, dierenwelzijn, kwaliteit, enz., stellen we hoge eisen, maar die komen ook met een prijskaartje. Bovendien heeft de sector te kampen met steeds strengere regelgeving die onze landbouw en voedselproductie op de helling zet. Daartegenover importeert men in België veel – en vaak goedkopere – levensmiddelen. Daaraan worden lang niet altijd dezelfde standaarden gesteld. Dan wordt het moeilijk om daarmee te concurreren, zeker omdat we niet willen inboeten op onze hoge eisen. Zijn we als burger of consument bereid om te betalen voor de normen die we stellen voor onze voeding? Of gaan we op zoek naar goedkopere – en dus minder duurzame – alternatieven uit het buitenland?
"We mogen terecht trots zijn op de uitstekende kwaliteit van onze producten. Belgisch vlees zit bij de wereldtop als het gaat over de beperking van de CO2-uitstoot. Uit onderzoek* blijkt zelfs dat de koolstofvoetafdruk per kilogram vlees van ons Belgisch witblauw rundvlees 30% lager is dan die van Iers rundvlees en zelfs de helft (50%) bedraagt van die van Braziliaans rundvlees. "
Nood aan een wettelijk kader om te blijven innoveren
Samen met onze leden zetten we elke dag in op het halen van onze doelstellingen. We zetten ook mee onze schouders onder de verdere vereiste verduurzaming van de dierlijke productieketen. We beschikken over de kennis, de technologie én de wil om het als sector nog beter te doen. Maar daarvoor moeten we wel de ruimte krijgen: een wettelijk kader blijft noodzakelijk. Dit moet perspectief geven aan alle actoren binnen de agrovoedingssector. En het moet kansen bieden om te blijven innoveren en te verduurzamen met oog voor milieu, klimaat en voedselproductie.
* bron: Boerenbond