Voor u uitgelegd: de meerwaarde van export van vlees van bij ons valt niet te onderschatten
Vlees van bij ons wordt niet alleen nationaal geconsumeerd. Internationaal geniet het ook een grote populariteit. Vorig jaar exporteerde België in totaal ruim 1,6 miljoen ton vlees, goed voor ongeveer 4,7 miljard euro¹. De vleesexport levert ons een economische meerwaarde op. Dat komt deels door de strategische positie van Vlaanderen in de voedselbevoorrading van Europa. Anderzijds is buitenlandse valorisatie cruciaal in het kop-tot-staart principe dat de sector nastreeft. Er hangen overigens een heleboel voordelen aan vast op vlak van duurzaamheid. In dit artikel worden de drie belangrijkste argumenten aangehaald om te blijven inzetten op export van vlees.
Het merendeel van de afnemers is afkomstig van de Europese Unie of bevindt zich in een straal van 2 000 km. De afstand die het vlees aflegt is dus relatief beperkt. Dat blijkt ook uit de meest recente data.
- In 2022 werd 646 311 ton varkensvlees geëxporteerd. Ruim 96% daarvan was bestemd voor landen binnen de EU en het Verenigd Koninkrijk. De belangrijkste afnemers waren toen Polen, Duitsland en Nederland. Samen stonden ze in voor net geen derde van de totale export. Ook Tsjechië en Italië konden ons varkensvlees smaken. Die top vijf ontvangt samen 75% van het totale geëxporteerde varkensvlees.
- België voerde 119 298 ton rund- en kalfsvlees uit in 2022. Dat werd kwam grotendeels terecht bij de buurlanden Nederland, Frankrijk en Duitsland. Zij namen samen 65% af van het totaal. Net geen 10% was bestemd voor Italië. 98% diende voor de Europese bevolking. Slechts 2% was bestemd voor landen buiten de grenzen van het continent.
- Belgische vleeswaren worden ook gesmaakt in het buitenland. In 2022 ging 247 322 ton vleeswaren de deur uit. Zo’n twee vijfde belandde bij de noorderburen in Nederland. Frankrijk was goed voor een vierde van de totale vleeswarenexport. In dit geval vond ook 98% van de totale export zijn eindbestemming binnen de Europese grenzen.
In 2022 was 96% van de totale export van varkensvlees bestemd voor landen binnen de grenzen van Europa. Voor rund- en kalfsvlees en voor vleeswaren was dat zelfs 98%.
Argument 1: er is expliciete vraag naar vlees van bij ons
Binnen de sector wordt sterk ingezet op de export van vlees. Dat is ook een logische keuze vanuit een economisch perspectief. De huidige productie in Vlaanderen beantwoordt aan een concrete marktvraag binnen Europa.
Vlaams en Belgisch vlees worden sterk gewaardeerd in het buitenland. Het buitenland heeft een voorkeur voor vlees van bij ons vanwege de kwaliteit en de expertise in de sector. Onze bedrijven staan bekend om hun flexibiliteit, op maat gemaakte oplossingen, voedselveiligheid, traceerbaarheid en onderzoek & ontwikkeling.
De vraag naar vlees van bij ons komt langs de andere kant voort uit de nabijheid in de Europese Unie. De transportgrenzen binnen de EU vallen eenvoudig te overbruggen, waardoor de landen zeker zijn van hun toevoer aan Vlaams of Belgisch vlees. Het logistieke gemak speelt dus ook een rol.
Er is vraag in het buitenland naar Belgisch vlees vanwege de kwaliteit, voedselveiligheid, traceerbaarheid en nog veel meer. Die landen kiezen expliciet voor vlees van bij ons.
Argument 2: als we het dier volledig willen valoriseren, moeten we over de grenzen heen trekken
De vleessector werkt volgens het kop-tot-staart principe. Dat wil zeggen dat niets van het dier verloren gaat. Maar de lokale vraag naar vlees laat niet toe om alle delen te gebruiken. Zo is er hier veel vraag naar gekookte ham en varkenswangetjes, maar verhoudingsgewijs geen vraag naar varkenssnuiten of -oren. De eetgewoonten en dus de typische vleesproducten verschillen sterk in andere landen, zowel binnen als buiten de EU. In Duitsland eet men bijvoorbeeld graag worst: zowat elke beenhouwer heeft zijn eigen unieke recept. In Italië is er sterke vraag naar gedroogde ham. In sommige Aziatische landen is men dan weer verzot op slachtnevenproducten (bijvoorbeeld de poten, de snuit, orgaanvlees etc), die bij ons nauwelijks nog worden gegeten. China, Hongkong, Vietnam en de Filippijnen zijn daarvan de grootste afnemers..
Het kop-tot-staart principe laat ook toe om met ander sectoren en industrieën samen te werken. Sommige dierlijke producten komen terecht in diverse andere eindproducten zoals dierenvoeding, snoep, geneesmiddelen, cosmetica, verf en remblokken. De lijst producten is quasi eindeloos.
Door te exporteren naar andere regio’s en samen te werken met andere industrieën, kunnen we het dier volledig valoriseren en zet de sector in op volledige circulariteit van niet alleen de eiwitten, maar de producten in z’n geheel. Anders zouden we de overgebleven producten moeten verbranden. Dat zou verspilling van grondstoffen zijn en zou een verhoogde uitstoot betekenen.
Bij het kop-tot-staart principe gaat niets van het dier verloren, ook de niet-eetbare delen. Sommige dierlijke producten komen terecht in bijvoorbeeld snoep, geneesmiddelen, remblokken....
Argument 3: wat je zelf doet, doe je beter
We kunnen gerust stellen dat het beter is dat de lokale Europese vraag wordt ingevuld met vlees dat in Vlaanderen geproduceerd wordt, dan met vlees dat elders ter wereld geproduceerd wordt. Daar zijn verschillende redenen voor.
De kwaliteit waar zo’n expliciete vraag naartoe is, die komt niet uit de lucht gevallen. Er is sprake van een kenniseconomie binnen de sector. We houden al duizenden jaren dieren, waardoor we diepgaande expertise hebben over elke schakel in de keten. De sector heeft meer oog voor onder andere dierenvoeding en het leven van het dier. Dat resulteert in kwaliteitsvoller vlees.
Daarnaast hebben we ons gespecialiseerd in runderen van het Belgisch wit-blauw ras. Dat ras levert erg vleesrijke karkassen met mals en mager vlees. Dat is enorm voordelig naar rendement en de CO²-uitstoot is beperkt. Een Wit-blauw ras stoot minder uit dan bijvoorbeeld Ierse runderen. Mochten die laatste dus instaan voor de vleesbevoorraading van Europa, dan zouden we met een veel grotere uitstoot zitten.
Ook op vlak van dierenwelzijn is het beter om veehouderij in België te huisvesten. Ons land mag zich tot de wereldtop rekenen in geval van dierenwelzijn. De reden daarvoor is de strenge wetgeving in ons land. We leggen onszelf sterkere en diepgaandere maatregelen op dan gevraagd wordt van de Europese Unie.
Vlaanderen is een economische cluster wat betreft dierelijke productie. Er zijn dus ook externe economische voordelen. Denk aan de sterke knowhow in de diergeneeskunde - met enkele topuniversiteiten in ons land - maar ook de kennis over duurzame stallenbouw, genetisch onderzoek, machinebouw en mestverwerking. Daar is overigens grote vraag naar in het buitenland.
België is het best geplaatst om vlees te produceren door onder andere onze duurzame productiesystemen en de hoge standaarden op vlak van dierenwelzijn. We houden al duizenden jaren dieren, waardoor we de stiel door en door kennen en optimaliseren.
Besluit
Export van vlees van bij ons heeft diverse voordelen. Enerzijds garanderen we hiermee de bevoorrading in zowel Europa als in sommige delen in Azië. Dat doen we omdat we niets van het dier willen laten verloren gaan. Anderzijds zijn onze productiesystemen zo optimaal opgezet, dat we slechts een beperkte uitstoot veroorzaken. Op die manier draagt ook de vleessector zijn steentje bij aan een duurzame toekomst.